In de vorige post ging het over hoe je in de eerste twee pijlers van het pensioenstelsel vermogen kunt opbouwen. In die pijlers kun je eigenlijk niet zo veel doen. Deze keer kijken we naar pijler 3 en 4. Daar is een stuk meer mogelijk!
Pijler 3: storten tot er niet meer bij kan.
De derde pijler van ons pensioenstelsel is de ‘privé-pijler’. Hierin mag iedereen die formeel een zogenaamd pensioengat heeft, pensioen in opbouwen. Dit is in de praktijk vrijwel iedereen. En als je een grote spaarpot voor later op wilt bouwen, is de derde pijler een handig middel.
Deze pijler is ook bedoeld voor ZZP-ers* die anders geen pensioen zouden opbouwen. Wettelijk gezien is er geen verschil tussen werknemers en ZZP-ers die pensioen opbouwen in deze pijler. Werknemers moeten enkel rekening houden met de pensioenopbouw die ze al in de tweede pijler opbouwen.
Waarom is pensioenopbouw in deze pijler zo lucratief ten opzichte van ‘gewoon’ sparen (in box 3)?
Je betaalt geen vermogensbelasting over het ingelegde bedrag.
Het bedrag wat je reserveert voor later, hoef je niet in box 3 op te geven. Je betaalt er dan ook geen vermogensbelasting (formeel: vermogensrendementsheffing) over. Zeker als je steeds meer geld overhoudt doordat je passief inkomen krijgt, wordt het percentage wat je aan vermogensbelasting betaalt, steeds hoger. Op basis van de rendementen waar de Belastingdienst vanuit gaat en het belastingpercentage wat erover geheven wordt, kom je tot de volgende bedragen per belastingplichtige:
Vermogen | Netto belasting |
tot €30.000 | 0,0% (vrijgesteld) |
€30.001-€100.800 | 0,605% |
€100.801-€1.008.000 | 1,298% |
€1.008.000 en meer | 1,614% |
Dat lijkt weinig, maar deze belasting wordt elk jaar geheven. Stel dat je nog 30 jaar te gaan hebt tot je pensioen (je bent dan op dit moment ongeveer 40 jaar), dan draag je ceteris paribus 1-(1-0,605)^30 = 16,6% van jouw vermogen af. Je draagt over 30 jaar 32,4% van het bedrag aan belasting wanneer je meer dan €100.000 eigen vermogen hebt.
Maar: je legt niet alles in het begin in, en je hebt rendement. Daarom is het goed om met een simpel voorbeeld te plotten wat het effect is van de vermogensbelasting. We gebruiken hierbij een jaarlijkse inleg van €1000, een rendement van 6%, waar we de vermogensbelasting vanaf trekken.
Zoals je ziet is lopen de verschillen na 30 jaar al op tot 20%, na 40 jaar tot 35%. Hoe langer je dit geld wilt laten staan, hoe zwaarder dit argument meespeelt. Vooral voor mensen die nog ver van hun pensioen af staan, is het dus een groot voordeel om geld via deze pijler te beleggen!
Je betaalt pas inkomstenbelasting bij uitkering.
Wanneer je de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, hoef je minder belasting te betalen. Je bent namelijk vrijgesteld van de betaling van de AOW-premie. Daardoor zien de belastingschijven van box 1 in 2018 er anders uit:
Schijf (inkomen) | Voor AOW | Na AOW |
1 (t/m €20.142) | 36,55% | 18,65% |
2 (€20.142 t/m €33.994) | 40,85% | 22,95% |
3 (€33.994 t/m €68.507) | 40,85% | 40,85% |
4 ( meer dan €68.507) | 51,95% | 51,95% |
Tot en met €33.994 scheelt het 17,9%, (niet toevallig) precies het bedrag wat mensen die in het buitenland moeten betalen wanneer ze na de AOW-gerechtigde leeftijd nog steeds pensioen willen ontvangen.
Er zijn -wanneer de belastingtarieven niet veranderen- drie situaties waar je voordeel haalt. Dit is het geval wanneer je:
- minder dan €33.994 per jaar verdient, en na jouw pensioen ook;
- tussen €33.994 en €68.507 per jaar verdient, en na jouw pensioen minder dan €33.994;
- meer dan €68.507 per jaar verdient, en na jouw pensioen minder dan €68.507.
Dit is uitgezet in deze tabel, waarin -gebaseerd op huidige tarieven- wordt berekend hoeveel meer netto pensioen je krijgt uitbetaald, enkel op basis van de verschillen in belastingtarieven.
Schijf | Voor pensioen | 1 | 2/3 | 4 |
Na pensioen | Tarief | 36,55% | 40,85% | 51,95% |
1 | 18,65% | 128% | 138% | 169% |
2 | 22,95% | 121% | 130% | 160% |
3 | 40,85% | 93% | 100% | 123% |
4 | 51,95% | 76% | 81% | 100% |
Afhankelijk van de situatie levert dit voordeel daarmee 21% tot (in een uitzonderlijk geval) 69% meer netto inkomsten op. In veel gevallen is het voordeel echter ‘gewoon’ 17,9% minder belastingdruk, en daarmee 21-30% extra netto pensioen.
Houd er rekening mee dat deze bedragen over tijd vaak steeds hoger worden. In 2006 lagen de grenzen van de belastingschijven nog ongeveer 15% lager. Wanneer je dat extrapoleert, kan €33.994 over 35 jaar wel eens €51.700 zijn. Je hebt daarin de tijd mee, en daarmee wordt het voordeel ook groter.
Eigenlijk is het alleen onvoordelig als je na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd meer gaat verdienen dan dat je nu doet. Die kans is niet zo heel groot, maar mocht je in het verleden heel veel pensioen hebben opgebouwd, kan dat het geval zijn. Wellicht is vervroegd uitkeren dan een optie.
Waar moet je rekening mee houden?
Allereerst wat principiële argumenten. Bij het bereiken van dit voordeel ben je wel afhankelijk van de overheid. Er zijn omtrent deze regeling twee serieuze risico’s:
- De tarieven van de belastingsschrijven veranderen. Dit is bijna een zekerheid, aangezien deze vrijwel elk jaar licht veranderen. Het voordeel kan daarmee groter of minder groot worden.
- De opbouw in de tweede en derde pijler wordt (deels) gekort op de AOW. Er bestaat een (kleine) mogelijkheid dat de overheid de AOW inkomensafhankelijk maakt. Hier wordt nog niet concreet over gesproken, en voorlopig worden er andere middelen ingezet om de AOW betaalbaar te houden (verhoging AOW-gerechtigde leeftijd). Een andere optie is dat AOW-gerechtigden alsnog AOW-premie gaan afdragen. Daarmee wordt het voordeel ook stuk kleiner.
Verder zijn er nog een paar praktische zaken waar je rekening mee moet houden:
- Het geld staat vast. Mocht je het geld onverhoopt toch willen gebruiken, dan is dat (zonder een hoge boete) niet mogelijk. Je moet het geld tot jouw pensioneringsdatum echt niet nodig hebben. Gelukkig telt het vermogen wat je opbouwt (tot €250.000) in de derde pijler ook niet mee wanneer je bijstand krijgt.
- Je kunt niet onbeperkt storten. Je mag maar een maximaal bedrag inleggen. Dit heet je je jaarruimte. Deze kun je berekenen bij de Belastingdienst.
- Je moet producten gebruiken die hier speciaal voor bedoeld zijn. Deze producten hebben vaak ook iets andere voorwaarden en prijzen. Daardoor kan het rendement ook iets hoger of lager zijn, omdat de kosten verschillen.
- Het geld is onderdeel van de erfenis. Oftewel: wanneer je overlijdt, krijgen je nabestaanden het. Die moeten daar dan een uitkering mee komen.
Waar stop ik het geld in?
Je stort het geld in een product wat speciaal voor dit doel ontwikkeld is. Daarin zijn er eigenlijk twee smaken:
- Beleggingen. Voorbeeld hiervan is Brand New Day (affiliatelink). Je geld wordt dan geïnvesteerd in aandelen en obligaties. Je kunt ook bij De Giro een rekening openen, waarbij je in individuele aandelen kunt beleggen.
- Banksparen is eigenlijk een (vastgezette) spaarrekening. Met de inleg en de rente bouw je kapitaal op.
Het is goed om te weten dat het geld -mocht je overlijden- gewoon onderdeel van de erfenis is, zolang deze nog niet uitgekeerd wordt. Dit in tegenstelling tot een pensioen in de tweede pijler, wat ‘verdwijnt’ zodra je overlijdt. Je kunt wel kiezen voor een partnerpensioen om dat te ondervangen.
Pijler 4: uitgaven verkleinen en passief inkomen opbouwen.
Pijler 4 is jouw eigen huishoudboekje. Je kunt daarin aan twee knoppen draaien: zorgen dat er meer inkomt naast de pensioenkomsten, of het verminderen van de uitgaven.
Meer inkomsten kun je krijgen door (passief) inkomen. Hierbij kun je denken aan inkomsten uit een bedrijf, aandelen (rendement + dividend) of ontroerend goed.
Minder uitgaven kun je bereiken door bijvoorbeeld de hypotheek af te lossen. Houd er rekening mee dat je waarschijnlijk al minder geld uitgeeft omdat je minder reiskosten hebt, geen representatieve kleding meer nodig hebt en geen kosten meer hebt voor lunches of koffie tijdens het werk. Ook kun je -wanneer je dat wilt- aanbiedingen aflopen en daarmee geld besparen.
Over dit onderwerp is bijzonder veel geschreven door allerlei andere mensen, ook op dit blog. Mocht je hierin geïnteresseerd zijn, kijk dan eens in de blog-roll hiernaast of in andere blogposts.
Pensioenopbouw is leuk, maar hoe krijg ik het (slim) uitgekeerd?
Daar zijn boeken over volgeschreven. Meneer Spekvet wil binnenkort eens met een blog beginnen. 😉 Daarvoor heeft hij wel data nodig. Vind je het leuk om eens een kijkje te nemen bij jouw pensioenfonds wat je mogelijkerwijs uitgekeerd zou kunnen krijgen, en op welke manier? Geef dan een reactie. We proberen verschillende data bij elkaar te halen, om zo de verschillende mogelijkheden in kaart te brengen, en impact van de verschillende vormen van partnerpensioen, eerder/later uitkeren, hoog/laag scenario’s, overbruggingsregelingen, etc.
Let op: ik ben geen financieel expert. Deze informatie kan dan ook onvolkomenheden bevatten. Raadpleeg een adviseur voor advies voordat je keuzes maakt.
* Mocht je geen ZZP-er of werknemer zijn, dan gelden er andere regels en zijn er wellicht meer mogelijkheden naast deze. Raadpleeg een adviseur om meer informatie over dit onderwerp te krijgen.
Informatieve blog! Weet jij of je bij de derde pijler je pensioendatum zelf mag kiezen? Dat lijkt mij anders het nadeel van je geld daar in storten: je kunt er pas bij na (in mijn geval) je 70e. Terwijl ik me kan voorstellen dat ik armer ben tussen mijn 60e en mijn 70e.
Ja, dat mag, mits de uitkering nog 20 jaar na de AOW-gerechtigde datum doorloopt. Ik heb daar al iets over geschreven in https://www.spekvet.com/2018-07-22/hoe-zit-ons-pensioenstelsel-in-elkaar/, maar wil later daar nog wat uitgebreider op in gaan. 🙂
En weer een stuk duidelijker. Dank je wel!
Wauw wat een heldere uitleg en goed onderbouwde berekening.
Netjes met overzicht van de risico’s.
Betere presentatie dan ik op mijn werk van de actuaris heb gehad.
Dank je wel! 🙂